Home

Financiën

Macro-economische/financiële beschouwingen

Na twee coronajaren (2020 en 2021) leek het jaar 2022 economisch gezien weer de goede kant op te gaan. De inval van Rusland in Oekraïne op 24 februari 2022 maakte daar plots een einde aan. Want waren tot begin 2022 vooral personeel en chips schaars, vanaf februari 2022 gold dat voor meer grond- en hulpstoffen. Zo stegen de energieprijzen extreem hard, evenals de graanprijs. Dat leidde (mede ook dankzij het ruimhartige monetaire beleid van de Europese Centrale Bank de afgelopen jaren) tot hoge inflatiecijfers over het jaar 2022, die zelfs boven de 10% uit kwamen. De verwachting is wel dat de inflatie in 2023 en latere jaren wat afzwakt, maar nog altijd wel boven het gemiddelde niveau van de afgelopen tien jaren uit komt. Dat betekent dat we over de hele linie in onze begroting rekening moeten blijven houden met hogere prijzen. Niet alleen voor energie, maar ook voor bijvoorbeeld onze investeringsopgaven, die duurder worden. Doorgaans vertalen hogere prijzen zich ook in hogere lonen. Nu is de verwachting niet dat de lonen ook met 10% zullen stijgen het komende jaar, maar een cao-loonstijging die hoger ligt dan de afgelopen jaren is niet onaannemelijk. De cao-onderhandelingen zijn echter nog maar net gestart en moeten leiden tot een nieuwe cao per 1 januari a.s. In onze begroting houden we rekening met een gemiddelde loon- en prijsstijging van 6% in 2023.
Het nieuwe kabinet dat in januari 2022 is aangetreden, voert een tamelijk expansief begrotingsbeleid. Dat was mede gebaseerd op de lage rentestand van eind 2021. De rente is echter onder invloed van de stijgende inflatie ook rap gestegen. Dat leidt tot hogere rentebetalingen over de staatsschuld. Daarnaast heeft het kabinet een aantal andere financiële tegenvallers voor de kiezen gekregen: zo heeft de rechter een streep gezet door de huidige vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting; de minima die onder andere de energierekeningen niet meer kunnen betalen wil het kabinet compenseren en het kabinet wil maatregelen treffen om de stikstofuitstoot te beperken om zodoende ruimte te creëren voor extra woningbouw. Dat kost allemaal extra geld voor het kabinet. Normaliter leiden deze hogere rijksuitgaven (via de zogeheten ‘trap op trap af’ systematiek) tot hogere uitkeringen uit het gemeentefonds voor de gemeenten. Vlak voor de zomer heeft het kabinet echter afspraken gemaakt met de gemeenten over het bevriezen van de uitkering uit het gemeentefonds voor de jaren 2023-2025. Dat betekent dat eventuele rijksbezuinigingen geen invloed hebben op de omvang van het gemeentefonds. Het gemeentefonds groeit of krimpt nog wel deels mee met de inflatie. In 2026 is er echter wel sprake van een groot financieel probleem voor de gemeenten. Het kabinet gaat er voor dat jaar van uit dat er een nieuwe financieringssystematiek voor het gemeentefonds geldt of dat gemeenten meer lokale belastingen mogen heffen. Dat is de reden dat er vooralsnog een laag bedrag geraamd is op de rijksbegroting voor de omvang van het gemeentefonds in het jaar 2026. Dat betekent echter wel dat de financieel beschikbare ruimte in 2026 beduidend lager is dan de jaren ervoor. In de volksmond wordt dit ook wel het financiële ravijn van 2026 genoemd. Alsof dat nog niet genoeg is, geldt vanaf 2026 ook weer de opschalingskorting. Dat is een korting op het gemeentefonds die jaren geleden bedacht is en waarbij het gemeentefonds afgeroomd wordt omdat gemeenten meer samen moeten werken met elkaar en daardoor efficiënter zouden zijn. De oploop van die korting op het gemeentefonds is voor de jaren tot en met 2025 opgeschort, maar gaat in 2026 wel volledig door. Ons college gaat er van uit dat het kabinet tijdig inziet dat ze de gemeenten nodig heeft om de gezamenlijke opgaven (qua woningbouw, energietransitie, bereikbaarheid, etc.) uit te voeren en dat het kabinet de gemeenten in 2026 niet aan hun financiële lot zal overlaten. Daarom gaan we er van uit dat het gemeentefondsaccres (het bedrag waarmee het gemeentefonds groeit) in 2026 even groot is als in 2025 en dat de opschalingskorting maar voor de helft door gaat. Op Prinsjesdag 2022 heeft het kabinet bekend gemaakt dat gemeenten in 2026 kunnen rekenen op € 1 miljard extra inkomsten uit het gemeentefonds. Dat is bij lange na niet genoeg om het financiële ravijn in 2026 te dempen. De septembercirculaire is niet verwerkt in deze begroting. Mocht het kabinet echter blijven volharden in de kortingen op het gemeentefonds, zal ons college de komende jaren uw Raad een voorstel doen om financieel bij te sturen, zodat de gemeentelijke financiën in 2026 niet uit het lood slaan.
Het Centraal Planbureau (CPB) raamt voor de komende jaren ondanks de stijgende inflatie en rente wel een aanhoudende economische groei. Tijdens de coronacrisis heeft de economie laten zien bijzonder veerkrachtig te zijn. De olieprijs is fors gestegen ten opzichte van een jaar eerder; andere grondstoffen zijn schaars en hebben ook een opwaartse invloed op de inflatie. De huizenprijzen blijven landelijk, maar ook in de regio Amersfoort naar verwachting stijgen: ondanks dat ook de hypotheekrente is gestegen, blijft de vraag naar woningen groter dan het aanbod, ook al ligt het bouwvolume in Amersfoort met gemiddeld 1.000 nieuwe woningen per jaar relatief hoog.
De recentelijk afgesloten CAO's laten naar verhouding behoorlijke loonstijgingen zien. Er blijft sprake van schaarste op de arbeidsmarkt en de prijsstijgingen zijn zoals gezegd, hoog. Dat vertaalt zich in relatief hoge loonstijgingen. Dat geldt dan ook voor de ambtenaren CAO die eind dit jaar afloopt. Ook verwachten we voor 2023 wederom een stijging van de pensioenpremies.
Er waren deze zomer meer vacatures dan werkzoekenden. Maar vanwege een mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, zijn er nog steeds mensen werkloos. Het Centraal Planbureau verwacht dat de werkloosheid het komende jaar weer toe gaat nemen, vanwege een brede vraaguitval van de consument. Die kan zijn euro slechts één keer uitgeven. En het geld dat hij/zij besteedt aan energie, kan niet aan andere zaken besteed worden. Daardoor zal de economie als geheel volgend jaar veel minder hard groeien en neemt de werkloosheid ook weer iets toe.
Als klein land zijn we als Nederland sterk afhankelijk van het buitenland. Kleine ontwikkelingen in het buitenland kunnen grote gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Zo vormden in het verleden de handelsoorlogen tussen de Verenigde Staten en China een serieuze bedreiging voor de hoge economische groei in Europa en in Nederland. Nu beperkt en bedreigt de ontregelde wereldhandel, de oorlog in de Oekraïne en de dreiging tussen China en Taiwan de mondiale economische groei en dus ook de groei in de Eurozone.
Dat is ook de reden dat het CPB voor de komende jaren minder positief is over de economische groei in ons land, terwijl de raming voor 2022 opwaarts is bijgesteld. Werd vorig jaar voor 2022 nog een groei verwacht voor 2022 van 3,2%; nu verwacht het CPB dat de economie in 2022 met 4,6% groeit. Voor volgend jaar verwacht men een groei die lager ligt, namelijk nog maar 1,1%. De belangrijkste oorzaak daarvan is de terugloop van de investeringen van bedrijven en minder consumptieve vraag van de inwoners. Maar ondanks alles verwacht het CPB dus wel dat de economie door blijft groeien.
In 2015 was maar liefst 6,9% van de beroepsbevolking werkloos; in 2022 ligt dit percentage op 3,4%. De verwachting is wel dat dit komend jaar toeneemt naar 3,9%.
Van de koopkrachtontwikkeling hoeven de Nederlandse huishoudens het in 2022 niet te hebben. Het CPB raamt voor 2022 een verlies aan koopkracht van maar liefst 6,8%. Dat is een na-oorlogs historisch koopkrachtverlies. Voor 2023 verwacht het CPB een licht herstel van de koopkracht. Die zou dan moeten stijgen met 0,6%.
Het EMU-tekort van het Rijk is in 2022 0,9% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en ontwikkelt zich naar een tekort van 1,1% van het BBP in 2023. Daarmee ligt het tekort ruimschoots binnen de in Europees verband afgesproken norm van 3%. Deze daling komt met name doordat de economie harder groeit dan verwacht. Dat zorgt ook voor een afname van de staatsschuld van 48,8% in 2022 naar 47,1% in 2023
Naast de wisselende vooruitzichten voor de Nederlandse economie in zijn geheel, is er in 2023 tot en met 2025 wel reden om optimistisch te zijn over de gemeentelijke financiën. De groei van het gemeentefonds is in die periode hoog. In 2026 echter is er beduidend minder geld via het gemeentefonds beschikbaar, in afwachting van een nieuwe financieringssystematiek tussen Rijk en gemeenten. Daarmee blijft 2026 een financieel spannend jaar. Ons College blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen en zal zo spoedig mogelijk een voorstel tot bijsturing aan uw Raad voorleggen wanneer dat nodig mocht zijn.
Daarnaast merkt ons College op ook de gemeente Amersfoort in toenemende maten last heeft van de krapte op de arbeidsmarkt. Ondanks dat we in de top 20 zijn geëindigd van beste overheidsorganisatie, merken we dat het steeds lastiger wordt om voldoende goed opgeleid personeel te vinden. Dat kan invloed hebben op de uitvoering van de ambities uit deze begroting. Dat geldt overigens niet voor het eigen personeel, maar ook voor de zaken die we uitbesteden. Aannemers bijvoorbeeld hebben het werk voor het uitkiezen en kunnen dus selectief zijn in het werk dat ze aannemen. Zoals ook uit de Zomerrapportage 2022 bleek, is ook bij diverse partijen binnen het Sociaal Domein sprake van personeelskrapte waardoor werkzaamheden niet uitgevoerd kunnen worden, met alle gevolgen van dien. Dat is een groot risico dat voor de uitvoering van de begroting 2023 boven de markt hangt.    

Deze pagina is gebouwd op 01/31/2023 07:53:55 met de export van 01/30/2023 15:25:09