Home

Financiën

Uitgangspunten voor deze begroting

  • Alle bedragen in deze begroting luiden in duizendtallen, tenzij anders vermeld.
  • De begroting voldoet aan de kaders zoals door uw Raad gesteld in de Financiële Verordening, de Nota Reserves en Voorzieningen, de IJkpuntennota en de Kadernota.
  • De loonindex voor de gemeentelijke loonsommen in 2023 was conform de Kadernota 3,5% ten opzichte van de begroting 2022, waarvan 2,5% voor CAO-loonstijging en 1% voor de stijging van de sociale premies. Bij het Coalitieakkoord is daar 1,5% bij geraamd. Gezien de oploop van de lonen en prijzen heeft ons College bij de begroting besloten hier nog 1% bij te ramen (in totaal dus 6%). Dit geldt zowel voor de prijzen als voor de lonen. Er is momenteel nog geen nieuwe CAO afgesloten. De onderhandelingen daarover zijn nog gaande. Er is een kans dat de CAO of pensioenpremie-ontwikkeling groter is dan wij nu inschatten. Mocht het budget ontoereikend zijn, kan de bedrijfsvoeringsreserve als eventuele incidentele dekking hier tegenover staan indien de lasten niet binnen de programma's opgevangen kunnen worden.
  • De prijsindex voor de gemeentelijke budgetten in 2023 bedraagt 6%.  
  • De gecombineerde loon/prijsbijstelling van de gesubsidieerde instellingen komt in 2023 uit op 6% ten opzichte van de begroting 2022.
  • De indexering van de gemeentelijke bijdragen aan de coöperaties onderwijshuisvesting Samenfoort PO en Samenfoort VO bedraagt o.b.v. herindexering over 2021, 2022 en vooruitkijkend naar 2023  12,2%
  • De tarieven voor de OZB en andere belastingopbrengsten worden in 2023 op grond van de Kadernota trendmatig met 2% verhoogd (los van eventuele andere effecten, zoals de herwaardering van de OZB).
  • De tarieven voor leges en retributies (onder andere afval en riool) worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken 100% kostendekkendheidspercentages. De tariefaanpassingen zijn daarmee een resultante van de kostenontwikkelingen.
  • Alle genoemde tarieven zijn onder voorbehoud van afzonderlijke vaststelling door uw Raad.
  • Alle ramingen zijn in constante prijzen. De baten en de lasten van de jaarschijven 2024 tot en met 2026 zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2023.
  • De functionele doorbelasting van de rentekosten via de rente-omslag is in de begroting 2023 op grond van de BBV-wetgeving opnieuw berekend. Dit percentage is vastgesteld op 1%.
  • Aan grondexploitaties wordt ook rente toegerekend. Dat percentage wordt voor 2023 conform voorgeschreven berekeningen vanuit het BBV vastgesteld op 1,5%.
  • Aan reserves en voorzieningen wordt in principe geen inflatie- of rentevergoeding toegekend.
  • De overheadtoerekening aan de onderscheiden programma’s in de begroting is conform het BBV afgeschaft. Aan investeringen, leges en projecten worden nog wel uren en overhead toegerekend. Voor het overige wordt de overhead zoals gedefinieerd in het BBV op het programma ‘Bedrijfsvoering’ verantwoord.
  • De personele lasten en baten van de gehele organisatie worden verdeeld (doorbelast) naar de diverse programma's. Net zoals bij de doorbelasting van 2022 maken we nu onderscheid tussen de incidentele en structurele posten. De structurele posten zijn via een algemene verdeelsleutel over de programma's verdeeld. De incidentele posten zijn zuiver toegerekend aan de programma's waaraan deze baten/lasten beschikbaar zijn gesteld.
  • Het uitgangspunt is dat er in 2023 70.800 woningen in Amersfoort zijn; in 2024 71.700 woningen; in 2025 73.400 woningen en in 2026 75.000 woningen. Dit betreffen louter de verblijfsobjecten met een woonfunctie. Voor de raming van het gemeentefonds worden andere aantallen gebruikt; daarvoor wordt onder andere ook het aantal verblijfsobjecten met een logiesfunctie meegenomen. Dit is exclusief de woningen die bij Podium gebouwd mogen worden.
  • De programmabudgetten stijgen of dalen aan de hand van de stijging of daling van het aantal inwoners of woningen; dit noemen we de areaaluitbreiding.
  • Voor de afschrijving van de activa verwijzen wij naar de financiële verordening en de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in deze begroting.
  • Voor de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen onderscheiden we twee voorzieningen:
    • Een voorziening voor wachtgelden van ex-wethouders;
    • Een voorziening voor pensioenen van wethouders.
  • Aangezien de overige jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen jaarlijks van vergelijkbaar volume zijn, zijn hiervoor geen voorzieningen gevormd maar zijn deze via de begroting afgedekt. Bij de Jaarstukken 2022 zullen we een voorziening vormen voor het verlofsparen.
  • We berekenen de overheadtarieven door de totale bedrijfsvoeringskosten om te slaan over de direct productieve fte's.
  • Alle vrijvallende afschrijvingslasten van activa in een jaarschijf (niet zijnde activa gekoppeld aan kostendekkende producten), doordat bijvoorbeeld een activum volledig is afgeschreven maar nog niet wordt vervangen, behouden we binnen programma 5.1 als dekking van de kapitaallasten van nieuwe/toekomstige vervangingsinvesteringen.
  • Onze begroting voldoet aan de Begrotingsrichtlijnen zoals de Provinciale Toezichthouder die uitgevaardigd heeft voor de meerjarenbegroting 2023-2026.
  • De baten en extra baten (of minder lasten) duiden we aan met een '+'-teken;
  • De lasten en extra lasten (of minder baten) duiden we aan met een '-'-teken.
  • Tegenvallers binnen een beleidsprogramma worden conform bestaand beleid zoveel als mogelijk binnen dat programma opgelost.
  • In sommige programma's komen grote projecten ter sprake. We nemen iets op in het overzicht van de (grote) projecten in de volgende gevallen:
    • a) ze worden geactiveerd (bijvoorbeeld investeringen) of komen ten laste van een voorziening en zijn groter dan € 4,8 miljoen;
    • b) ze komen rechtstreeks ten laste van de exploitatie en zijn groter dan € 1 miljoen;
    • c) het zijn projecten die politiek / bestuurlijk van belang zijn, zoals bijvoorbeeld de invoering van de omgevingswet. Over de grondexploitaties rapporteren we via het MeerjarenProgramma Grondexploitaties (MPG) en vallen hier dus buiten.

Conform de Kaderbrief 2023-2026 en het Coalitieakkoord 2022-2026 laten we het financieel solide beleid met een begroting die voor alle jaarschijven van de komende meerjarenbegroting reëel, materieel en structureel sluitend is, vanwege de grote financiële onzekerheden van 2026, alleen voor de jaarschijf 2026 los. Wel volgen wij de financiële ruimte van 2026 nauwgezet en zullen, indien nodig, met (ombuigings)voorstellen komen hoe om te gaan met de baten en lasten van 2026.

Deze pagina is gebouwd op 01/31/2023 07:53:55 met de export van 01/30/2023 15:25:09